Er wordt vanuit de epigenetica steeds meer bekend over wat we allemaal doorgeven via ons dna. Dat blijkt veel meer te zijn dan bijvoorbeeld de kleur van huid, haar en ogen, of erfelijke ziektes. Er zijn meer en meer aanwijzingen dat ook bepaalde herinneringen en gebeurtenissen met grote impact doorgegeven worden aan volgende generaties.
Het systemisch werk (familieopstellingen) is gebaseerd op dit principe van doorgeven. Professor Nagy schreef al decennia geleden over de optelsom van zowel de psycho-sociale als materiële baten en lasten van onze voorouders, en alles wat daarmee aan rechten en plichten samenhangt. Deze verworvenheden, die we van beide biologische ouders meekrijgen, vormen onze systemische ‘erfenis’. En net als bij een echte erfenis, geeft dat ieder mens een legaat: de opdracht om die verworvenheden in zijn of haar leven te integreren, het liefst op een manier die bij hem/haar past. Dat integreren is moeilijker dan we denken. Hoe vaak verzetten we ons niet tegen onze herkomst, en willen we er niks meer mee te maken hebben? We nemen ons voor om het allemaal heel anders te doen. En toch blijkt het niet zo te werken. Die onzichtbare draad blijft zijn werk doen, ongeacht een eventuele afstand, of die nou letterlijk of figuurlijk is.
Echt vrij worden we daarom pas, als we ons hebben vereenzelvigd met onze herkomst. Carl Rogers zei het al eens heel mooi: “De vreemde paradox is dat pas als ik mezelf volledig accepteer, met alles wat er bij hoort, er ruimte ontstaat om te veranderen.”